1. Door aan een plaatje in de broncode van de pagina border=’0′ toe te voegen, verdwijnt de blauwe rand. Ontwerpers vinden die rand in het algemeen lelijk. Overigens kan de dikte van de rand worden geregeld door het attribuut border een andere waarde te geven. Indien het attribuut border wordt weggelaten verschijnt de blauwe rand wel; weglaten heeft hetzelfde effect als border=’1′.
Ga terug naar hoofdtekst.
2. Ontwerpers kunnen met diverse technieken zelf bepalen wanneer de muiswijzer welke vom heeft. Desalniettemin is de transformatie van pijltje in handje indien de muiswijzer over een link gaat nog steeds gangbaar – dit in tegenstelling tot de blauwe lijn om plaatjes die een link representeren.
Ga terug naar hoofdtekst.
3. Het woord ‘hypertext’ werd in 1965 geïntroduceerd door Ted Nelson (Nelson, 1965). Het woord ‘internet’ raakte in het begin van de jaren zeventig in gebruik; het is onduidelijk wie daarmee is begonnen, zeker is dat samenstellingen als ‘internetworking’ eerder zijn gebruikt dan ‘internet’ sec door de ontwerpers van het internetprotocol, Bob Kahn en Vint Cerf, aldus de eerste in een interview (Martin, 1998).
Ga terug naar hoofdtekst.
4. De eerste publicatie waarin het concept ‘hypertext’ wordt beschreven dateert van 1945 (Bush, 1945), maar de wortels ervan zijn te traceren in nagelaten documenten van Bush uit de jaren dertig (Bush, 1970a). De eerste digitale computers, de Amerikaanse ENIAC en de Britse Colossus, werden in de Tweede Wereldoorlog gebouwd voor militaire toepassingen (Ceruzzi, 1998; 10), de eerste commerciële computers kwamen begin jaren vijftig op de markt (Ceruzzi, 1998; 44).
Ga terug naar hoofdtekst.
5. ,,As one of the most important elements of the human-book interface, page numbers seem to have made their appearance in the West around the 16th century. They constitute an important part of a constellation of bibliographic changes that characterized the transition from manuscript to print culture, such as the introduction of indexes and tables of content. Page numbering is the vital link in the bibliographic apparatus, because without them there is no way to reference the book’s organizational and searching tools. Both indexes and tables of content make it possible to create books of complexity and size.” (Bass, 2000)
Ga terug naar hoofdtekst.
6. Benschop beschrijft voetnoten als ‘minimale hypertexten’. Ook encyclopedieën bevatten veelal tal van kruisverwijzingen, waardoor ze ook als een beperkte vorm van hypertexten zijn op te vatten. Hij noemt tevens enkele voorbeelden van literaire werken met een niet-lineaire structuur (Benschop, 1997).
Ga terug naar hoofdtekst.
7. Nelson definieerde hypertext als ,,a body of written or pictorial material interconnected in a complex way that it could not be conveniently represented on paper.” (Nelson, 1965); ,,The essential feature of hypertext, as defined in recent years, is the concept of machine-supported links (both within and between documents).” (Balasubramanian, 1994)
Ga terug naar hoofdtekst.
8. Dit ontwerp wordt beschreven in Bush (1945).
Ga terug naar hoofdtekst.
9. ,,[…] "As We May Think" is generally thought of as one of the original documents of "hypertext" theory.” (Bass, 2000); ,,Vannevar Bush, who in 1945 sketched out the first automated hypertext system […].” (Moulthrop, 1989); ,,The original idea of hypertext was first put forth by Bush in 1945.” (Balasubramanian, 1994)
Ga terug naar hoofdtekst.
10. Bush schrijft zelf dat het begin van Memex in 1932 lag (Bush, 1970a). Het oudste nagelaten document waarin een uitvoerige beschrijving van een Memex-achtig apparaat is opgenomen dateert van 14 april 1937 (Nyce & Kahn, 1991a).
Ga terug naar hoofdtekst.
11. Bush ging in 1955 met pensioen (Zacchary, 1997a; 380).
Ga terug naar hoofdtekst.
12. Onder meer ‘Memex II’ (Bush, 1959) en ‘Memex Revisited’ (Bush, 1967)
Ga terug naar hoofdtekst.
13. ,,These essays lead us to believe that Bush felt digital technology was fundamentally unsuited to form the basis of complex machine intelligence.” (Kahn & Nyce, 1991;135)
Ga terug naar hoofdtekst.
14. ,,Ted is a self-proclaimed visionary who deserves the title, and he turned on generations of people with "Computer Lib/Dream Machines" […].” (Dam, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
15. De principes van Xanadu beschrijft Nelson in Literary Machines (Nelson, 1992). Over het betalingsmechanisme schrijven de Xanadu-aanhangers: ,,We believe this will be the universal solution to the copyright issue in our time […].” (Phelps, 1994)
Ga terug naar hoofdtekst.
16. Zij onderhouden een website op http://www.xanadu.com.au
Ga terug naar hoofdtekst.
17. Andrew Pam, een medewerker van Xanadu Australia, schreef in 1995 een artikel met de veelzeggende titel ‘Where World Wide Web Went Wrong’. (Pam, 1995)
Ga terug naar hoofdtekst.
18. ,,In 1968, he demonstrated NLS as a collaborative system among people spread geographically.” (Balasubramanian, 1994)
Ga terug naar hoofdtekst.
19. Andries van Dam verwijst bijvoorbeeld naar de demonstratie van NLS: ,,[…] and remember his mind-blowing demonstration at the 1968 Fall Joint Computer Conference […]” (Dam, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
20. ,,During the Augment project, the researchers stored all their papers, reports and memos in a shared ‘journal’ facility that enabled them to include cross-references to other work in their own writings. This journal grew to over 100,000 items and is still unique as a hypertext structure for support of real work over an extended time.” (Nielsen, 1995; 37)
Ga terug naar hoofdtekst.
21. ,,After the Hypertext Editing System was finished as a research project at Brown University, IBM sold it to the Houston Manned Spacecraft Center, where it was actually used to produce documentation for the Apollo missions.” (Nielsen, 1995; 40)
Ga terug naar hoofdtekst.
22. ,,I’m a Johnny-come-lately to hypertext: I didn’t get started until 1967, and what is especially fun about being here is that I can pay a public tribute to the two real trailblazers who have inspired me and hordes of my students who have gone off to do their own independent hypertext projects. The first is the incomparable, one and only Doug Engelbart, who has been working at this since the late 1950s. […] I think we are all here because of him and also because of Ted Nelson, the second trailblazer, who coined the word "hypertext" and dozens of other words […].” (Dam, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
23. ,,KMS is an abbreviation of Knowledge Management System and has been a commercial product since 1983. It runs on Unix-workstations and has been used for a large number of applications. KMS is designed to manage fairly large hypertexts with many tens of thousands of nodes and has been designed from the start to work across local area networks.” (Nielsen, 1995; 44)
Ga terug naar hoofdtekst.
24. Een beknopt overzicht van de geschiedenis van allerlei hypertextsystemen geeft Nielsen (1995).
Ga terug naar hoofdtekst.
25. ,,When humanists first realized the power of electronic computers in the sixties, they began to discover that the dominant mode of textual organization, the bound volume, is not necessarily the best way to organize expression.” (Moulthrop, 1989)
Ga terug naar hoofdtekst.
26. ,,When designers of computer software examine the pages of Glas or Of Grammatology, they encounter a digitalized, hypertextual Derrida; and when literary theorists examine Literary Machines, they encounter a deconstructionist or poststructuralist Nelson. These shocks of recognition can occur because over the past several decades literary theory and computer hypertext, apparently unconnected areas of inquiry, have increasingly converged.” (Landow, 1997; 2)
Ga terug naar hoofdtekst.
27. ,,As personal computers became more widely available, literary theorists speculated extensively about the revolutionary, democratizing, and anti-authoritarian potential of these hypertexts to enact postmodern critical theory.” (Boese, 1998)
Ga terug naar hoofdtekst.
28. ,,[…] hypertext fulfills the goal of literary work (of literature as work) [which] is to make the reader no longer a consumer, but a producer of the text.” (Landow, 1997; 5)
Ga terug naar hoofdtekst.
29. ,,A full hypertext system, unlike a book and unlike some of the first approximations of hypertext currently available (HyperCard, Guide), offers the same environment to both reader and writer.” (Landow, 1997; 6) Merk op dat Berners-Lee’s opzet voor het World Wide Web ook uitging van een nauwe integratie tussen browser en editor: ,,Without a hypertext editor, people would not have the tools to really use the Web as an intimate collaborative medium.” (Berners-Lee, 1999; 61)
Ga terug naar hoofdtekst.
30. ,,So, while hypertext is not in the humanities computing books yet, which means that humanities scholars by and large do not know it exists […]” (Dam, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
31. ,,I had serious warfare with the vice president in charge of computing about whether the software should even be allowed on the system, because if it were on the system, then people would use it. And that would subvert the true purpose of computers, which was to produce numbers for engineers and scientists.” (Dam, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
32. Zie onder meer de beschrijving van Landow, die bij beide projecten betrokken was. (Landow, 1997; 49-56)
Ga terug naar hoofdtekst.
33. Onder meer verkrijgbaar bij Southgate (www.southgate.com)
Ga terug naar hoofdtekst.
34. ,,And we found that our system was essentially too complex for them to understand. […] I remember this particular demo we did at Time/Life when our audience said, "That’s great, but it will take us at least ten years before people will be willing to sit down behind tubes and do anything on-line".” (Dam, 1987) De demonstratie vond plaats in 1968.
Ga terug naar hoofdtekst.
35. ,,none of our systems talk to each other” (Dam, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
36. ,,Not much practical experience exists at the moment. Most results presented under this heading really came from studies of research systems and not from actual everyday field use outside of research labs and university settings.” (Nielsen, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
37. Het oudste boek in de zeer uitvoerige, 96 pagina’s tellende bibliografie over hypertext van Nielsen stamt uit 1984. Daarvoor verschenen slechts tijdschriftartikelen en conferentiebijdragen. (Nielsen, 1995; 363 – 494)
Ga terug naar hoofdtekst.
38. ,,Founded in 1947, ACM is the world’s first educational and scientific computing society. Today, our members – over 80,000 computing professionals and students world-wide – and the public turn to ACM for authoritative publications, pioneering conferences, and visionary leadership for the new millennium.” (ACM, 2000)
Ga terug naar hoofdtekst.
39. ,,Formerly known as SIGLINK, the ACM Special Interest Group on Hypertext, Hypermedia and Web addresses the concerns of the multi-disciplinary field of hypertext and hypermedia. It provides a forum for the promotion, dissemination, and exchange of ideas concerning research technologies and applications among scientists, systems, designers, and end users.” (ACM, 2000a)
Ga terug naar hoofdtekst.
40. ,,When the workshop was originally planned in the fall of 1986, the planners were not sure whether they would be able to get a large enough set of papers and participants. But they had ended up having 500 people compete for the 200 seats at the workshop.” (Nielsen, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
41. ,,HypertTEXT ’87 was the first large-scale meeting devoted to the hypertext concept. Before the workshop, hypertext had been considered a somewhat esoteric concept of interest to a few fanatics only.” (Nielsen, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
42. Beschreven in Gibbins (1997).
Ga terug naar hoofdtekst.
43. Een zoekopdracht in UnCover, een grote database met bibliografische gegevens van artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften en vakbladen leverde meer dan zeshonderd bijdragen op met als keyword ‘hypertext’. Deze waren afkomstig uit tientallen verschillende tijdschriften, van Journal of Computer Assisted Learning tot Theoretical Computer Science, van International Nursing Review tot Stetson Law Review.
Ga terug naar hoofdtekst.
44. ,,Guide was the first widely available hypertext to run on ordinary personal computers of the type people have in their homes or offices. To some extent the release of Guide could be said to mark the transition of hypertext from an exotic research concept to a ‘real world’ computer technique for use in actual applications. The final step to ‘realworldness’ came when Apple introduced HyperCard in 1987. A nice product in its own right, its real significance was to be found in the marketing concept of giving away the program (or later a reader) for free with every Macintosh sold after 1987.” (Nielsen, 1995; 63)
Ga terug naar hoofdtekst.
45. Een half jaar na introductie van het programma had de Berkely Macintosh User Group in California al 225 toepassingen verzameld op diskettes. (Nielsen, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
46. Zoals het spelletje Uncle Buddy’s Phantom Funhouse. (Landow, 1997; 209)
Ga terug naar hoofdtekst.
47. Een voorbeeld hiervan is een artikel waarin gepoogd wordt wetenschappelijke controverses op een kwantitatieve manier te beschrijven. Hierbij worden elementen uit de controverse kaarten in een HyperCard stack en worden verschillende soorten links gebruikt om de verbanden aan te geven. (Latour, Maugguin & Teil, 1992; 50)
Ga terug naar hoofdtekst.
48. ,,HyperCard in particular, despite all its limitations, is beautifully engineered, and has a wonderful user interface, especially for hypertext-style linking. […] I think it’s very strong and will do a lot to get people interested in our field.” (Dam, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
49. ,,It was rejected – in part because it wasn’t finished, and didn’t make enough references to work in the field. At least one of the reviewers, too, felt that the proposed system violated the architectural principles that hypertext systems had worked on up till then.” (Berners-Lee, 1999; 55)
Ga terug naar hoofdtekst.
50. ,,There’s actually, in our field, compared to 1987, relatively little large-scale system building activity going on […].” (Halasz, 1991)
Ga terug naar hoofdtekst.
51. ,,If you have 100,000 documents, they’re going to come from 37 different word processor formats. How are you going to handle that problem when you build these large document spaces?” (Halasz, 1991)
Ga terug naar hoofdtekst.
52. ,,The World Wide Web, for example, which was in de Demos did a nice example of inter-network addressing on hypermedia documents.” (Halasz, 1991)
Ga terug naar hoofdtekst.
53. ,,At the same conference two years later, on the equivalent wall, every project on display would have something to do with the Web.” (Berners-Lee, 1999; 56)
Ga terug naar hoofdtekst.
54. ,,The reaction of the hypertext research community on the World Wide Web is like finding out that you have a fully grown child. And it’s a delinquent.” Dit zei Ted Nelson in zijn bijdrage aan de ACM hypertextconferentie in 1997. (Gibbins, 1997)
Ga terug naar hoofdtekst.
55. Volgens Nielsen Netratings, een toonaangevend bureau dat internetstatistieken verzamelt, hadden in het tweede kwartaal van 2002 553 miljoen mensen toegang tot internet (Nielsen, 2002). In Nederland hebben volgens dit bureau 9,6 miljoen mensen toegang tot het net. In december 2002 maakten 6 miljoen Nederlanders hiervan daadwerkelijk gebruik (Nielsen, 2003). Het SCP rapporteerde dat van de huishoudens met kinderen tussen 12 en 19 jaar in 2000 reeds 90 procent toegang had tot internet (SCP, 2002).
Ga terug naar hoofdtekst.
56. Dit kan onder meer het java applets als VolRendView. (Dorman & Gehringer, 2002)
Ga terug naar hoofdtekst.
57. Het bedrijf Digiscents heeft daarvoor apparatuur en software ontwikkeld, in samenwerking met partners uit de parfumindustrie. De principes worden uit de doeken gedaan op de website van het bedrijf op www.digiscents.com.
Ga terug naar hoofdtekst.
58. Het boek Computer Lib/Dream Machines van Ted Nelson is volgens de Nationale Centrale Catalogus in één bibliotheek aanwezig, de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. Daar is men echter het enige exemplaar kwijt.
Ga terug naar hoofdtekst.
59. Dit kan met een gewone tekst-editor als Windows Kladblok, maar er zijn ook vele speciale HTML-editors beschikbaar met op het maken van HTML-pagina’s toegesneden faciliteiten als het automatisch kleur geven aan HTML-tags, zodat deze gemakkelijk zijn te onderscheiden van de tekst die op de pagina moet worden weergegeven.
Ga terug naar hoofdtekst.
60. ,,First, many humanists assume that before now, before computing, our intellectual culture existed in some pastoral nontechnological realm. Technology, in the lexicon of many humanists, generally means "only technology of which I am frightened". (Landow; 1997; 26)
Ga terug naar hoofdtekst.
61. ,,Technologie is de dominante denkstijl van onze cultuur. Wij leven en denken technologie – in ons werk, in onze communicatie, in ons eten, in de gezondheidszorg, in het onderwijs, in de manier waarop wij de wereld vormgeven. Cultuur en technologie zijn niet meer te scheiden. Dat is de realiteit van ‘de technologische cultuur’.” (Schwarz, 1989; 9)
Ga terug naar hoofdtekst.
62. Scheikunde, Biologie, Sociologie en de Centrale Interfaculteit. Sinds de fusies tussen de faculteiten in de jaren negentig ziet dat beeld er uiteraard anders uit.
Ga terug naar hoofdtekst.
63. Lintsen en Homburg situeren het begin van deze traditie in 1903, toen O. von Miller met steun van de Verein Deutscher Ingenieure het Deutsches Museum von Meisterwerken der Naturwissenschaft und Technik in München oprichtte. (Lintsen & Homburg, 1995; 255)
Ga terug naar hoofdtekst.
64. ,,For example, it has been claimed that in twenty-five volumes of Technology and Culture only nine articles were devoted to the study of failed technological innovations.” (Pinch & Bijker, 1987; 22)
Ga terug naar hoofdtekst.
65. Een bekende Xerox-sociologe is Lucy Suchman.
Ga terug naar hoofdtekst.
66. De monografie die zowel voor technieksociologen als voor contextualistische techniekhistorici als een schoolvoorbeeld geldt is Networks of Power: Electrification in Western Society, 1880-1930 van Thomas P. Hughes uit 1983.
Ga terug naar hoofdtekst.
67. Op het niveau van individuele uitvinders zijn talloze voorbeelden te noemen waarin gedachten uit verschillende domeinen naadloos in elkaar overlopen. (Bijker, Hughes & Pinch; 1990; 9)
Ga terug naar hoofdtekst.
68. ,,Entrepreneurs and system builders creating regional production complexes incorporated such seemingly foreign actors as legislators and financiers in networks, if they could functionally contribute to the system-building goal.” (Bijker, Hughes & Pinch; 1990; 9)
Ga terug naar hoofdtekst.
69. Het voorbeeld is ontleend aan Pinch & Bijker, 1989.
Ga terug naar hoofdtekst.
70. Deze zogeheten actor-netwerkbenadering verwijdert zich enigszins van de sociologische traditie, doordat de grenzen tussen de menselijke samenleving en de levende en dode natuur volledig wordt opgeheven. Desalniettemin laten diverse auteurs met hun werk zien dat deze werkwijze wel degelijk een bijdrage kan leveren aan een beter begrip van sociale processen als innovatie. Een programmatische uitwerking is te vinden Latour (1987). Een fraai voorbeeld van de hand van deze auteur is Latour (1988).
Ga terug naar hoofdtekst.
71. ,,Closure occurs in science when a consensus emerges that the ‘truth’ has been winnowed from the various interpretations; it occurs in technology when a consensus emerges that a problem arising during the development of technology has been solved. When the social groups involved in designing and using technology decide that a problem is solved, they stabilize the technology. The result is closure.” (Bijker, Hughes & Pinch, 1989; 12)
Ga terug naar hoofdtekst.
72. ,,The success of an artefact is precisely what needs to be explained. For a sociological theory of technology it should be the explanandum, not the explanans.” (Pinch & Bijker, 1987; 24 – cursivering van Pinch en Bijker)
Ga terug naar hoofdtekst.
73. ,,Historians of technology often seem content to rely on the manifest succes of the artifact as evidence that there is no further explanatory work to be done.” (Pinch & Bijker, 1987; 22)
Ga terug naar hoofdtekst.
74. citaat afkomstig uit Van Lente et al. (1992)
Ga terug naar hoofdtekst.
75. De terminologie en de hierna volgende uitleg daarvan is ontleend aan Schot, Lintsen & Rip (1998). Verwant aan de term ‘technisch regime’ is technological frame (Bijker). Deze auteur geeft een overzicht van termen die door allerlei auteurs zijn gebruikt, waarbij soms sprake is van subtiele betekenisverschillen: technological style, technological tradition, technological paradigm en technological orientation complex. (Bijker, 1987; 172)
Ga terug naar hoofdtekst.
76. ,,Holding companies, power plants, and light bulbs – all are inventions.” (Hughes, 1989; 57) ,,Innovation clearly reveals technologically complex systems. The inventor-entrepreneur, along with the associated engineers, industrial scientists, and other inventors who help to bring the product into use, often combine the invented and developed physical components into a complex system consisting of manufacturing, sales and service facilities.” (Hughes, 1989; 64)
Ga terug naar hoofdtekst.
77. ,,The phases in the history of a technological system are not simply sequential; they overlap and backtrack. After invention, development, and innovation, there is more invention. […] it should be stressed that invention, development, innovation, transfer, and growth, competition, and consolidation can and do occur throughout the history of a system but not necessarily in that order.” (Hughes, 1898; 57)
Ga terug naar hoofdtekst.
78. Hughes (1989; 57)
Ga terug naar hoofdtekst.
79. Schot, Lintsen & Rip (1999; 39)
Ga terug naar hoofdtekst.
80. Hij werkt dit benopt uit in Hughes (1989; 68 – 70)
Ga terug naar hoofdtekst.
81. Zelf schreef Bush ‘memex’, met een kleine letter. Later heeft het meer en meer de status van eigennaam gekregen, zodat de meeste auteurs inmiddels ‘Memex’ schrijven, met een hoofdletter, een gewoonte die ik hier zal volgen.
Ga terug naar hoofdtekst.
82. Afkomstig uit de online collectie van MIT, datum onbekend – waarschijnlijk rond 1940.
Ga terug naar hoofdtekst.
83. Tot dusverre is er één biografie verschenen van Bush – Zachary (1997a). De gegevens voor deze paragraaf zijn afkomstig uit dit boek, tenzij expliciet naar een andere bron wordt verwezen.
Ga terug naar hoofdtekst.
84. Zachary (1997a; 12)
Ga terug naar hoofdtekst.
85. Zijn naam rijmt op beaver.
Ga terug naar hoofdtekst.
86. Deze achternaam komt weliswaar niet (meer) in Nederland voor, maar in de zeventiende eeuw waren er verscheidene immigranten in de staat New York van die naam, die lid waren van de Dutch Reformed Church. Waarschijnlijk is dit een verschrijving van Van Jever – Jever is een stadje in het Duitse Oldenburg, een regio waar in het begin van de zeventiende eeuw veel Nederlandse religieuze vluchtelingen waren neergestreken, van wie enkelen emigreerden naar Amerika en zich daar tooiden met Van Jever als tweede achternaam. In de Verenigde Staten is de naam inmiddels verbasterd tot makkelijker uit te spreken varianten als Vaniver, Van Every, Vanevery, Van Avery en Van Evera.
Ga terug naar hoofdtekst.
87. Zijn beide zussen noemden hem soms John. (Zachary, 1997a; 20)
Ga terug naar hoofdtekst.
88. Tegenwoordig is Raytheon een bedrijf dat onder meer kleine vliegtuigen, zowel civiel als militair, raketgeleidingssystemen en raketten maakt. Het concern heeft een omzet van twintig miljard dollar, is actief in zeventig landen en heeft 100.000 mensen in dienst.
Ga terug naar hoofdtekst.
89. Afkomstig uit de online collectie van MIT, circa 1931.
Ga terug naar hoofdtekst.
90. De basistechniek voor microfilmselectors is niet door Bush uitgevonden. In Europa had Emanuel Goldberg bij de Duitse firma Zeiss-Ikon daar al jaren aan gewerkt. Het eerste ontwerp dateert uit 1927; in 1931 werden twee prototypes gebouwd. Goldberg is daarvoor in 1931 een Amerikaans octrooi verleend. Zijn techniek raakte spoedig bekend bij IBM en Eastman Kodak en bij enkele Amerikaanse uitvinders. Bush was hiervan overigens zeer waarschijnlijk niet op de hoogte. (Buckland, 1992)
Ga terug naar hoofdtekst.
91. ,,The looming international crisis ended Bush’s days as a world-class inventor.” (Zachary, 1997a; 83)
Ga terug naar hoofdtekst.
92. MIT Libraries, biographical note.
Ga terug naar hoofdtekst.
93. Zachary (1997a; 266)
Ga terug naar hoofdtekst.
94. ,,Bush misjudged post-war times and could not seem to reconvert from the convenient, authoritarian military liaisons he had so laboriously built up for victory.” Aldus het weekblad Fortune. (Zachary, 1997a; 309)
Ga terug naar hoofdtekst.
95. ,,1974 was the annus mirabilis of personal computing.” In dat jaar verscheen de Hewlett-Packard HP65 programmeerbare zakrekenmachine en brachten hobbytijdschriften als Radio-Electronics en Popular Electronics bouwpakketten op de markt voor personal computers. (Ceruzzi, 1998; 226) En in datzelfde jaar ontwikkelden Vint Cerf en Bob Kahn de eerste versie van TCP, de basis voor de communicatiestandaard van het internet (Abbate, 1999; 131).
Ga terug naar hoofdtekst.
96. Oorspronkelijk verschenen in 1945 is ‘As We May Think’ vele malen herdrukt, zowel in tijdschriften als in boeken. De tekst is ook integraal beschikbaar op het Web. Hier is de herdruk uit Nyce & Kahn (1991) gebruikt.
Ga terug naar hoofdtekst.
97. Afkomstig uit Life.
Ga terug naar hoofdtekst.
98. Afkomstig uit Life.
Ga terug naar hoofdtekst.
99. Afkomstig uit Life.
Ga terug naar hoofdtekst.
100. ,,The idea that one might have the contents of a thousand volumes located in a couple of cubic feet in a desk, so that by depressing a few keys one could have a given page instantly projected before him, was regarded [in de jaren dertig, DvE] as the wildest sort of fancy.” (Bush, 1933; 75-75)
Ga terug naar hoofdtekst.
101. Davis ging overigens gewoon door met zijn campagne en heeft er zeker toe bijgedragen dat bibliotheken als vrij snel in de jaren dertig microfilm gingen toepassen om documenten op te slaan. Maar ook onder bibliothecarissen is Davis vandaag de dag een onbekende, terwijl Bush wordt gevierd als een van de grondleggers van de informatiewetenschap. (Zachary, 1997a; 75)
Ga terug naar hoofdtekst.
102. Zachary citeert uit deze brief van 14 april 1937. (Zachary, 1997a; 76)
Ga terug naar hoofdtekst.
103. Buckland (1992)
Ga terug naar hoofdtekst.
104. In een gesprek met Buckland, die toen bezig was met onderzoek naar Goldberg. (Buckland, 1992)
Ga terug naar hoofdtekst.
105. Merk op dat Davis zowel bekend was met Bush als met Goldberg, als met onderzoekers bij Eastman Kodak. (Buckland, 1992)
Ga terug naar hoofdtekst.
106. Nyce & Kahn (1991a; 44)
Ga terug naar hoofdtekst.
107. Nyce & Kahn (1991a; 53)
Ga terug naar hoofdtekst.
108. Deze worsteling blijkt onder meer uit ‘Memorandum Regarding Memex’, een stuk dat Bush op 10 april 1941 naar Hodgins stuurde. Hij stelt daarin de tijd – de oorlog was aan de gang – niet geschikt te achten voor zijn verhaal: ,,But the field cannot be cultivated now, and by the time it can the story, if published now, will undoubtly have been forgotten. […] It seems too bad to tell it at a time when it can probably accomplish little of its original purpose.” (Bush, 1941; 83-84)
Ga terug naar hoofdtekst.
109. Het is tenminste tien keer officieel herdrukt (Smith, 1991; 261). Van de vele kopieën op het web is onduidelijk of er door de auteursrechthebbende toestemming is verleend tot publicatie.
Ga terug naar hoofdtekst.
110. ,,A master in the idiom of analog computing, he trusted the differential analyzer because he could literally see the machine perform its function. But the ENIAC was thoroughly abstract; there were no moving parts at its core. The gadgeteer in Bush balked at this.” (Zachary, 1997a; 266)
Ga terug naar hoofdtekst.
111. Aldus schrijft hij zelf in een brief aan Bush uit 1962. (Engelbart, 1962; 235)
Ga terug naar hoofdtekst.
112. ,,The system will be built from existing computer equipment and peripherals. Physically it will be a computer display, with a keyboard, at the user’s desk; a support computer system (at the desk or elsewhere) for handling the various technical chores; and a library network of digital feeder machines.” (Nelson, 1972; 249)
Ga terug naar hoofdtekst.
113. De cd-rom was nog maar net op de markt. Philips plugde het product in een James Bond film als toppunt van moderne informatietechnologie. Bush’ essay vormde het openingsartikel in een bundel van Microsoft waarin cd-rom ‘de nieuwe papyrus’ wordt genoemd. (Lambert & Ropiequet, 1986)
Ga terug naar hoofdtekst.
114. Bijvoorbeeld Cawkell (1987), Meadows (1987), Goldberg (1988), Greif (19988) en Fraase (1990).
Ga terug naar hoofdtekst.
115. Smith geeft een overzicht van waar ‘As We May Think’ zoal wordt geciteerd. (Smith, 1991; 263 e.v.)
Ga terug naar hoofdtekst.
116. Respectievelijk Wilson (1966), Nelson (1972), Weyer (1988) en Matheson (1989).
Ga terug naar hoofdtekst.
117. Smith citeert hier R.T Bottle (Smith, 1991; 264)
Ga terug naar hoofdtekst.
118. Het betreft Bush (1959) en Bush (1967).
Ga terug naar hoofdtekst.
119. Zie Burke (1991; 147)
Ga terug naar hoofdtekst.
120. ,,Bush, busy with other projects and with growing responsibilities in the academic community, had almost no time to give to the Comparator.” (Burke, 1991; 148)
Ga terug naar hoofdtekst.
121. ,,It included a seven-foot high relay rack, which housed the film drives, scanner, and reproduction apparatus. Electronics took another cabinet. The modified electric typewriter for the abstracts, which used long rolls of paper advanced by a stepping mechanism to ensure alignment in the later film process, was itself desk-size. There was another large component. Because of technical problems, Howard substituted a set of sliders attached to the side of the filming desk for the proposed typewriter-like device for code entry.” (Burke, 1991; 153)
Ga terug naar hoofdtekst.
122. Burke (1991; 155)
Ga terug naar hoofdtekst.
123. Zachary (1997a; 271)
Ga terug naar hoofdtekst.
124. ,,Perhaps the only ‘working’ Selector ever built was for, ironically, the Navy’s Bureau of Ships. In the late 1950s its overload of microfilmed manuals and blueprints led it to finance NBS’s construction of another selector.” (Burke, 1991; 160)
Ga terug naar hoofdtekst.
125. Nog in hetzelfde jaar schoten de Russen een onbemande capsule, de Luna, naar de maan.
Ga terug naar hoofdtekst.
126. Bush (1959; 166)
Ga terug naar hoofdtekst.
127. ,,But we are safe in assuming, for the purpose of Mark II, that ample storage will be available in small space, that this will be readily and instantaneously accessible on call, and that it can be supplemented and altered at will.” (Bush, 1959; 169)
Ga terug naar hoofdtekst.
128. ,,From an examination of his papers, it does not appear Bush did any typing. His typescripts were prepared by a secretary and his revisions were added in longhand.” (Kahn & Nyce, 1991; 120)
Ga terug naar hoofdtekst.
129. Hij voltooide het manuscript in 1965, maar het werd pas in 1967 gepubliceerd in Fortune.
Ga terug naar hoofdtekst.
130. ,,In short, if anyone wishes to have his talk directly produce a typed record, all the elements are here. All he needs to do is to take advantage of existing mechanisms – and alter his language.” (Bush, 1967; 210)
Ga terug naar hoofdtekst.
131. ,,I fear I am not going to get back into the field myself, which I regret”, schreef hij in 1952 in een brief. (Zachary, 1991a; 275)
Ga terug naar hoofdtekst.
132. Zie Simpson (1995).
Ga terug naar hoofdtekst.
133. Afkomstig van de webpagina van George Landow.
Ga terug naar hoofdtekst.
134. Een overzicht hiervan geeft Smith (1991; 274-276)
Ga terug naar hoofdtekst.
135. De herdruk is van editie 93.1. De oorspronkelijke uitgave dateert van 1981. In 1987 verscheen een sterk herziene en uitgebreide versie, 87.1 genaamd. Hierin zijn voor het eerst vele technische details over Xanadu opgenomen. Zelf verwijst hij ook nog naar een editie 91.1. Ik beschik uitsluitend over 93.1. Volgens Nelson verschilt deze voornamelijk in het voorwoord en de cover van de versie uit 1987.
Ga terug naar hoofdtekst.
136. Onlangs werden twee exemplaren bij Amazon aangeboden voor ruim 450 dollar per stuk.
Ga terug naar hoofdtekst.
137. Enkele fragmenten uit de autobiografie World Enough zijn op een website te vinden (Nelson, s.a.).
Ga terug naar hoofdtekst.
138. ,,There is no Marin Boulevard in Sausolito. He means Bridgeway.” Het is het begin van een negen pagina’s tellende lijst opmerkingen over het artikel van Wolf. (Nelson, 1995).
Ga terug naar hoofdtekst.
139. In publicaties van en over Nelson is hierover niets terug te vinden, wel in de biografie van Celeste Holm op Reel Classics (Reel Classics, 2002)
Ga terug naar hoofdtekst.
140. Aldus ‘The Oral History of the Universe’ in zijn onvoltooide autobiografie. (Nelson, s.a.).
Ga terug naar hoofdtekst.
141. ,,I think I read it when it came out in 1945. Since I was eight my memory is necessarily incomplete. Everyone else who would have been in the family is now deceased. But we did subscribe to The Atlantic Monthly and I think there’s a very good chance I read it at that time.” (Schmideg, 2000)
Ga terug naar hoofdtekst.
142. Deze herinnering haalt hij op tijdens een seminar aan Stanford University. (Nelson, 1999b)
Ga terug naar hoofdtekst.
143. ,,Bored and disgusted by school, he once plotted to stab his seventh-grade teacher with a sharpened screwdriver, but lost his nerve and instead walked out of the classroom, never to return.” (Wolf, 1995)
Ga terug naar hoofdtekst.
144. ,,By the time I got out …[…] I had produced an LP, I’d made a movie, I’d done the world’s first rock musical […] I had done newspaper and magazine stuff […].” (Nelson, 1999b)
Ga terug naar hoofdtekst.
145. ,,The idea was to store your manuscripts in the computer, change them with various editorial operations, and print them out.” (Nelson, 1993; 1/25)
Ga terug naar hoofdtekst.
146. Net als andere oude ACM-papers is dit document (Nelson, 1965) sinds kort integraal op het World Wide Web te vinden.
Ga terug naar hoofdtekst.
147. Het krantenartikel over het college dateert van 3 februari 1965 (Wedeles, 1965), de conferentiepaper van 24 augustus van dat jaar (Nelson, 1965). In het krantenartikel wordt de term overigens geschreven als ‘hyper-text’, met een koppelteken. In Nelsons eigen publicatie is het koppelteken verdwenen.
Ga terug naar hoofdtekst.
148. ,,Had I been a better politician we might have built the system”, schrijft Nelson. (Nelson, 1993; 1/30)
Ga terug naar hoofdtekst.
149. ,,Their view, of course, prevailed.” (Nelson, 1993; 1/31)
Ga terug naar hoofdtekst.
150. Nelson claimt in 1993 50.000 exemplaren te hebben verkocht. (Nelson, 1993; 1/33)
Ga terug naar hoofdtekst.
151. Dit blijkt uit een éénregelig bedankje aan het slot van Literary Machines: ,,Thanks to my son, Erik Nelson, for suggesting the chapter title ‘Civilization and Its Disk-Contents’.’ (Nelson, 1993; 6/3)
Ga terug naar hoofdtekst.
152. ,,If he is stopped in the middle of anything, he forgets instantly. Only by running his own tape recorder could Nelson be confident that his words would not float off, irrecoverably, into the atmosphere.”(Wolf, 1995)
Ga terug naar hoofdtekst.
153. ,,I asked Ted, with some embarrassment, if he would mind posing for my scrapbook. He replied, ‘Certainly, not at all. I understand completely.’ He the produced from his knapsack a video camera to shoot some video footage of me.” (Berners-Lee, 1999; 72)
Ga terug naar hoofdtekst.
154. ,,Xanadu, the ultimate hypertext system, began as Ted Nelson’s quest for personal liberation. The inventor’s hummingbird mind and his inability to keep track of anything left him relatively helpless. […] he needed a way to avoid getting lost in the frantic multiplication of associations his brain produced.” (Wolf, 1995)
Ga terug naar hoofdtekst.
155. ,,At the time this book was first written, in 1981, I had been out of the Xanadu development for two years.” (Nelson, 1993)
Ga terug naar hoofdtekst.
156. ,,By the time we received sponsorship in 1988, the technical guys did not particularly want me back.” (Nelson, 1993)
Ga terug naar hoofdtekst.
157. ,,In 1964, Xanadu was a dream in a single mind. In 1980, it was the shared goal of a small group of brilliant technologists. By 1989, it will be a product. And by 1995 it will begin to change the world.” (Walker, 1988)
Ga terug naar hoofdtekst.
158. Daar waar geen nadere verwijzing wordt gegeven, is geput uit Literary Machines, editie 93.1, met name uit de hoofdstukken twee, drie en vier.
Ga terug naar hoofdtekst.
159. Afkomstig uit Literary Machines, pagina 0/10.
Ga terug naar hoofdtekst.
160. Uiteraard komen deze termen niet in de Auteurswet uit 1912 en zijn buitenlandse equivalenten voor. Ook is er weinig jurisprudentie over. Wel zijn er behoorlijk wat conflicten gerezen, met name over framing (het tonen van een webpagina op zo’n manier dat het lijkt alsof die deel uitmaakt van een andere site, waardoor men bijvoorbeeld eigen advertenties kan plaatsen bij de kopij van een ander). In vrijwel alle gevallen worden zulke conflicten geschikt voordat het tot een rechterlijke uitspraak komt. Framing van informatie van partijen die zich een goede advocaat kunnen veroorloven komt op het World Wide Web dan ook nauwelijks meer voor.
Ga terug naar hoofdtekst.
161. ,,It was always a premise of the Xanadu project that in the future people are going to read and view fewer and fewer finished works as the avalanche of media increases; and so paying for only what you want (and getting to keep it), but knowing you can get the rest, is what we really need.” (Nelson, 1999a)
Ga terug naar hoofdtekst.
162. ,,From boyhood I was a fierce intellectual, absorbed in the interconnection of all ideas. When I saw that typewriters and file cards could not possibly handle these interconnections, and that computers might, I did the only possible thing. First came my private dream of a writer’s console – but because this was lonely and pointless it led to the dream of an open hypertext publishing system based on new forms of interconnection.” (Nelson, 1990; 45)
Ga terug naar hoofdtekst.
163. ,,My efforts to finish writing a book of philosophy, then called Truth, Man and Choice, had fallen through, in part (I realized) because of the extreme difficulty I had organizing the ideas.” (Nelson, 1990; 45)
Ga terug naar hoofdtekst.
164. ,,this meant that writing no longer had to be sequential” (Nelson, 1990; 46)
Ga terug naar hoofdtekst.
165. In de eerste uitgave van Literary Machines. (Nelson, 1990; 46)
Ga terug naar hoofdtekst.
166. ,,I am surprised to say it still looks to me as if this is what will happen”, schreef hij dertig jaar later. (Nelson, 1990; 47)
Ga terug naar hoofdtekst.
167. ,,Throughout the seventies, the issue that crowded my mind was how to design this overall structured literature in which many hypertexts, documents, and authors could participate.” (Nelson, 1990; 50)
Ga terug naar hoofdtekst.
168. Hij heeft dit op vele plaatsen gedaan, onder meer (geheel in hoofdletters) in Nelson (1990, 44).
Ga terug naar hoofdtekst.
169. In Literary Machines formuleert hij twee hopen (Nelson, 1993; 1/2):
1. ,,To have our everyday lives made simple and flexible by the computer as a personal information tool.”
2. ,,To be able to read, on computer screens, from vast libraries easily, the things we choose being clearly and instantly available to us, in a great interconnected web of writings and ideas.”
Ga terug naar hoofdtekst.
170. ,,The system described in this book builds on and fuses these two great visions (die van Bush en Engelbart – DvE). It is very close to Bush’s original memex, but now computerized; and its purpose is the augmentation of human intellect, as Doug Engelbart foresaw;” (Nelson, 1993; 1/5)
Ga terug naar hoofdtekst.
171. ,,I had done the best I could with the design of the Xanadu system to that point. What I really did, it turned out, was find the people who could come in and take it over.” (Nelson, 1990; 52)
Ga terug naar hoofdtekst.
172. ,,I started this thing long ago thinking I could do it alone. I have always far preferred to work alone on complex ideas, usually finding people’s suggestions diversionary, obtrusive and irrelevant. Thus I did not imagine at the outset that I would come to shepherd a group of people smarter than I who would actually change the design, make it much bigger than I had conceived (and overrule several of my assumptions), actually get the thing done, and get it done right.” (Nelson, 1993; 1/22)
Ga terug naar hoofdtekst.
173. ,,Suppose we made up some stupid word like techotechnics or showmanshipnology?” (Nelson, 1990; 49)
Ga terug naar hoofdtekst.
174. ,,This was starting at the top, and it got a great reception. […] Occasionally, in the present day, people come up to me and say they were inspired by that frisk talk in Cleveland. But at the time, I didn’t hear about it.” (Nelson, 1990)
Ga terug naar hoofdtekst.
175. ,,One profound insight can be extracted from the long and sometimes painful Xanadu story: the most powerful results often come from restraining ambition and designing only microstandards on top of which a rich exploration of applications and concepts can be supported.” (Cerf, 1995)
Ga terug naar hoofdtekst.
176. ,,The thing about Doug was his emphasis on collaboration seemed to me completely naive. I’ve always been very sensitive to conflict {{laughter}} and the notion that there …, that you bring agreement to people …, agreement between people is a miracle. […] The other side of it, of course, is still to empower the dissenter and how to empower the person who wants to package the material differently.” (Nelson, 1999)
Ga terug naar hoofdtekst.
177. ,,Ted is a self-proclaimed visionary who deserves the title, and he turned on generations of people with ‘Computer Lib/Dream Machines’, a landmark work that still today – I reread a lot of it just a few days ago to prepare myself for this talk – is good reading. […] Also I really think Ted deserves the credit for thinking multimedia so early.” (Van Dam, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
178. ,,The dissemination and preservation of prepared information packages that can include graphics, sound, video, statistics, laboratory information and anything else we ever digitize should seem no more exotic to us than the instantaneous delivery of the human voice across the telephone, or the instantaneous delivery of the human comedy by television.” Aldus de woorden van Nelson. (Ditlea, 1998; 47)
Ga terug naar hoofdtekst.
179. ,,During the time that I was pulling my thoughts together for what would eventually become Notes, Ted’s thinking was quite influential. The concept of using the new and wonderfully ‘personal’ computer for shared thought and collaborative process augmentation was a bit antithetical. His work gave me confidence that thinking differently was actually an okay thing to do, even if I couldn’t fully grasp where it was all going to end up.” Aldus Ozzie. (Ditlea, 1998; 47)
Ga terug naar hoofdtekst.
180. Nelson verwijst hiervoor naar personal communication met Ray Ozzie. (Nelson, 1999a)
Ga terug naar hoofdtekst.
181. Althans, dat claimt Nelson: ,,acknowledged by its developer, Bill Atkinson”, schrijft hij, maar een verifieerbare bron ontbreekt. (Nelson, 1999)
Ga terug naar hoofdtekst.
182. ‘I thought he was just bonkers’ said Atkinson.(Read, 2001)
Ga terug naar hoofdtekst.
183. ,,I had first heard of Ted in 1988 when reading about hypertext.” (Berners-Lee, 1999; 71)
Ga terug naar hoofdtekst.
184. ,,One of the reasons Xanadu never took off was Ted’s insistence on a pricing mechanism, and the difficulty of creating one that was consistent across the whole world. In theory this would be possible on the Web with certain extensions, and a system of ‘micropayments’ – small debentures against a person’s bank account – would allow automatic payments in very small quantities. I was not keen on the idea of having only one business model for paying for information.” (Berners-Lee, 1999; 70-71)
Ga terug naar hoofdtekst.
185. De weergave van dit stukje geschiedenis van Xanadu in Australië is met name gebaseerd op het werk van Pam en Phelps. (Pam, 1995) en (Phelps, 1994)
Ga terug naar hoofdtekst.
186. http://www.xanadu.com.au
Ga terug naar hoofdtekst.
187. ,,Project Xanadu, the original hypertext project, is often misunderstood as an attempt to create the World Wide Web. It has always been much more ambitious, proposing an entire form of literature where links do not break as versions change; where documents may be closely compared side by side and closely annotated; where it is possible to see the origins of every quotation; and in which there is a valid copyright system- a literary, legal and business arrangement- for frictionless, non-negotiated quotation at any time and in any amount. The Web trivialized this original Xanadu model, vastly but incorrectly simplifying these problems to a world of fragile ever-breaking one-way links, with no recognition of change or copyright, and no support for multiple versions or principled re-use. Fonts and glitz, rather than content connective structure, prevail.” (Nelson, 1999a)
Ga terug naar hoofdtekst.
188. Dit werd door Andrew Pam uitgewerkt tot een Internet Draft, een werkdocument van de Internet Engineering Task Force (IETF). (Pam, 1997b)
Ga terug naar hoofdtekst.
189. Het programma is te downloaden van http://www.xanadu.net/zigzag
Ga terug naar hoofdtekst.
190. ,,Divvied up into more accessible programs, Nelson’s vision can finally transcend his all-or-nothing Xanadu, his albatross. […] To get more deliverables out now, he is ‘focused to a narrower plan,’ he says.” (Ditlea, 1998; 48)
Ga terug naar hoofdtekst.
191. Aldus Nelson in een interview met de krant van zijn alma mater Swarthmore. (Salatan, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
192. Aldus Nelson in een terugblik op het Xanaduproject. (Whitehead, 1996)
Ga terug naar hoofdtekst.
193. Aldus beschreven op zijn homepage op http://ted.hyperland.com/whatIdo
Ga terug naar hoofdtekst.
194. http://www.udanax.com
Ga terug naar hoofdtekst.
195. ,,The intellectual property rights to these two systems are held by Udanax.com, which brought them both to their current state. Based on the intellectual-property climate of the world at the time the work began – long before the virtues of Open Source were widely appreciated – keeping this work under trade secret seemed both standard and prudent. Today the world is very different. In celebration of the success and vast human benefit of the Open Source movement, we are proud at last to be able to present to the world the technical ideas and methods on which we worked so hard for so long.” (Udanax, 1999)
Ga terug naar hoofdtekst.
196. http://www.sunless-sea.net Door Rush een cyberarcheology project genoemd.
Ga terug naar hoofdtekst.
197. Een beknopte biografie is te vinden op Berners-Lees homepage op de site van zijn werkgever W3O (Berners-Lee, s.a.). Hij is niet scheutig met persoonlijke details. Meer persoonlijke informatie, onder meer afkomstig uit gesprekken met collega’s en leraren, is te vinden in het relaas van Robert Cailliau over de geschiedenis van het Web (Gillies & Cailliau, 2000; 148 en verder). De meeste gegevens over Berners-Lees leven vóór CERN zijn aan dit boek ontleend.
Ga terug naar hoofdtekst.
198. De machine was gebaseerd op een model dat was ontwikkeld aan de universiteit van Manchester aan het einde van de jaren veertig. De eerste commerciële uitvoering ervan werd geleverd aan diezelfde universiteit in februari 1951. Mary Lee Berners-Lee maakte deel uit van het team dat het apparaat moest installeren. ,,My mother has been dubbed the first commercial computer programmer”, zegt Tim Berners-Lee in een interview. (Gillies & Cailliau, 200; 150)
Ga terug naar hoofdtekst.
199. Geciteerd in Gillies & Cailliau (2000; 151).
Ga terug naar hoofdtekst.
200. ,,We learned to enjoy mathematics wherever it cropped up”, he explains, ,,and learned that it cropped up everywhere.” (Gillies & Cailliau, 2000; 150)
Ga terug naar hoofdtekst.
201. ,,I didn’t have any role models for that”, he says. ,,At Oxford I didn’t know anybody who had gone into research and had fun”, zegt Berners-Lee. (Gillies & Cailliau, 2001; 154)
Ga terug naar hoofdtekst.
202. Innovatief, maar geen hypertext: ,,It wasn’t quite hypertext because it was hierarchical – clicks took you up and down a well-defined structure, whereas in hypertext they can take you anywhere […]” (Gillies & Cailliau, 2000; 158)
Ga terug naar hoofdtekst.
203. Enquire Within Upon Everything. Houlston and Stoneman, London (1856). Aan het eind van de negentiende eeuw waren er reeds meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Er is een begin gemaakt om het hele werk op het web te zetten: http://www.colourcountry.net/enquire
Ga terug naar hoofdtekst.
204. ,,That’s where I wrote Enquire, my first weblike program. I wrote it in my spare time and for my personal use, and for no loftier reason than to help me remember the connections among the various people, computers and projects in the lab. Still, the larger vision had taken firm root in my conciousness. Suppose all the information stored on computers everywhere were linked, I thought. Suppose I could program my computer to create a space in which anything could be linked to anything.” (Berners-Lee, 1999; 4)
Ga terug naar hoofdtekst.
205. ,,Together they made an improbable but irresistible team.” (Gillies & Cailliau, 2000; 168)
Ga terug naar hoofdtekst.
206. ,,When I left CERN I didn’t take the Enquire source code with me. […] I gave the eight-inch floppy disk to a systems manager, and explained that it was a program for keeping track of information. […] Eventually the disk was lost, and with it the original Enquire.” (Berners-Lee, 1999; 12)
Ga terug naar hoofdtekst.
207. ,,By 1983 he was looking for new challenges and he remembered his old job at CERN.” (Gillies & Cailliau, 2000; 172)
Ga terug naar hoofdtekst.
208. ,,We actually got sheets of paper, remembers Peggy Rimmer, which we used to hold up saying ‘Tim Slow Down’.” Peggy Rimmer was het toenmalige hoofd van de afdeling waar Berners-Lee werkte. (Gillies & Cailiau, 2000; 174)
Ga terug naar hoofdtekst.
209. ,,To Tim, the contrast between CERNDOC and Enquire was striking. CERNDOC was doing the kind of things that computers were traditionally good at, storing information in a hierarchical structure, and not storing random associations that brains were supposed to, for which he had written Enquire.” (Gillies & Cailliau, 2000; 179)
Ga terug naar hoofdtekst.
210. ,,It was a financial risk like any startup, and a considerable one in this case, since there was not even a clear market yet.” (Berners-Lee, 1999; 90)
Ga terug naar hoofdtekst.
211. Op zijn website beschrijft het consortium zijn eigen missie als volgt: ,,The World Wide Web Consortium (W3C) develops interoperable technologies (specifications, guidelines, software, and tools) to lead the Web to its full potential as a forum for information, commerce, communication, and collective understanding.” (W3C, s.a.)
Ga terug naar hoofdtekst.
212. ,,For me, who enjoyed the acceptance and the diverse community of the internet, the Unitarian church was a great fit. Peer-to-peer relations are encouraged wherever they are appropriate, very much as the World Wide Web encourages a hypertext link to be made wherever it is appropriate. Both are philosophies that allow decentralised systems to develop, whether they are systems of computers, knowledge or people.” (Berners-Lee, 1999; 226)
Ga terug naar hoofdtekst.
213. ,,In 1980, SGML became very popular in computing circles at CERN, and it was the officially supported markup language at the laboratory.” (Gillies & Cailliau, 2000; 160)
Ga terug naar hoofdtekst.
214. De aanbeveling staat zoals alle basisdocumenten van W3C op hun website, in dit geval op: http://www.w3.org/TR/html4
Ga terug naar hoofdtekst.
215. ,,Each version of HTML has attempted to reflect greater consensus among industry players so that the investment made by content providers will not be wasted and that their documents will not become unreadable in a short period of time.” Aldus W3C in een eigen beschrijving van de geschiedenis van HTML op http://www.w3.org/TR/html4/intro/intro.html#h-2.2.1
Ga terug naar hoofdtekst.
216. Specificaties voor internettechnologie worden vastgelegd in zogeheten requests for comment (RFC’s). De oorspronkelijke specificaties voor HTTP/1.0 staan in RFC 1945; ze zijn gebaseerd op Berners-Lee (1991). Die voor versie 1.1, de huidige versie, staan in RFC 2068, daterend van januari 1997. De voorstellen voor een raamwerk voor uitbreiding op het protocol staan in RFC 2274, daterend van februari 2000. Alle RFC’s zijn te vinden op de website van de Internet Engineering TaskForce: www.ietf.org/rfc.html.
Ga terug naar hoofdtekst.
217. Bij gebruik van het internetprotocol hebben alle aangesloten computers een uniek numeriek adres, bestaande uit vier groepen van drie cijfers, het zogeheten IP-adres. Omdat zulke lange nummers voor mensen lastig te onthouden zijn, geven die hun computers meestal een naam. Om dan met het aanroepen van die naam op de juiste computer terecht te komen, onderhield iedereen tot begin jaren tachtig zijn eigen ‘telefoonboek’ waarin namen aan IP-adressen werden gekoppeld. Deze tabellen werden almaar groter en lastiger te onderhouden. Jon Postel, Paul Mockapetris en Craig Partridge ontwikkelden een hiërarchische boomstructuur voor de aanduiding van computernamen, het domain name system (DNS), wat het mogelijk maakt de ‘telefoonboeken’ op te splitsen. Hun voorstel wordt beschreven in twee requests for comment uit 1983. In 1985 begon DARPA gebruikers van het internet expliciet te stimuleren het DNS te gebruiken. Op een grote conferentie in januari 1986 werden vertegenwoordigers van alle grote netwerken het erover eens dat het DNS standaard moest worden. (Hafner & Lyon, 1996; 252-253) en (Abbate, 1999; 188-190)
Ga terug naar hoofdtekst.
218. ,,Berners-Lee isn’t good at ‘random connections,’ he says. ‘I’m certainly terrible at names and faces.’ (No kidding. He asked me my name twice during our first two hours of conversation.)” (Wright, 1997)
Ga terug naar hoofdtekst.
219. Hij blikt in Weaving the Web slechts heel kort terug op deze episode. (Berners-Lee, 1999; 4).
Ga terug naar hoofdtekst.
220. ,,But the idea stayed with me that computers could become much more powerful if they could be programmed to link otherwise unconnected information. […] This challenge stayed on my mind throughout my studies at Queen’s College at Oxford University […] It remained in the background when I built my own computer […]” (Berners-Lee, 1999; 4)
Ga terug naar hoofdtekst.
221. De stukjes zijn afkomstig uit een versie van Enquire die Berners-Lee later in 1980 heeft geschreven voor een andere computer dan de Norsk Data waarop hij doorgaans werkte. (Gillies & Cailliau, 2000; 170-171) Berners-Lee schrijft zelf dat hij een handleiding van vier pagina’s had geschreven. (Berners-Lee, 1999; 11)
Ga terug naar hoofdtekst.
222. In Weaving the Web wekt Berners-Lee soms de indruk dat het World Wide Web een soort noodzakelijke uitkomst was van een decennia durend denkpad. Zo ook bij dit citaat, wat in het hoofdstuk over Enquire staat, maar nergens staat dat die gedachte uit die tijd stamt. (Berners-Lee, 1999; 4). Voor zover bekend heeft Berners-Lee in 1980 geen pogingen ondernomen een netwerkversie van Enquire te ontwikkelen. Qua teleologie, zie ook: ,,I happened to come along with time, and the right interest and inclination, after hypertext and the Internet had come of age. The task left for me was to marry them together.” (Berners-Lee, 1999; 7)
Ga terug naar hoofdtekst.
223. ,,Unbeknownst to me at that early stage in my thinking, several people had hit upon similar concepts, which were never implemented.” (Berners-Lee, 1999; 5) ,,I had first heard of Ted in 1988 when reading about hypertext.” (Berners-lee, 1999; 71)
Ga terug naar hoofdtekst.
224. ,,When he went to CERN in 1980, Tim Berners-Lee had never heard of the pioneers of hypertext […] When he wrote Enquire, he was in some ways reinventing the wheel, but unlike his predecessors he had modern technology on his side.” (Gillis & Cailliau, 2000; 171)
Ga terug naar hoofdtekst.
225. Dit schrijft hij zelf. (Berners-Lee, 1999; 6). ,,I had first heard of Ted in 1988 when reading about hypertext.” (Berners-lee, 1999; 71) Hij geeft niet aan wanneer hij kennismaakte met het werk van Bush en Engelbart.
Ga terug naar hoofdtekst.
226. Het bleek uiteindelijk zo moeilijk om alle fouten uit het programma te halen dat hij er niet meer mee verder is gegaan. (Berners-Lee, 1999; 14-15)
Ga terug naar hoofdtekst.
227. ,,I didn’t do such a good job the second time around”, erkent Berners-Lee, maar hij geeft niet aan waarom hij de tweede keer met een beperkter programma volstond. (Berners-Lee, 1999; 17)
Ga terug naar hoofdtekst.
228. ,,I saw one protagonist after the next shot down in flames by indignant researchers because the developers were forcing them to reorganise their work to fit the system.” (Berners-Lee, 1999; 17)
Ga terug naar hoofdtekst.
229. Afkomstig uit Berners-Lee (1989)
Ga terug naar hoofdtekst.
230. Dit is bewaard gebleven en wordt afgebeeld in Gillies & Cailliau (2000; 181).
Ga terug naar hoofdtekst.
231. ,,’I’ve looked repeatedly at that March paper,’ she says, ‘and I couldn’t honestly tell you even now that it’s about the World Wide Web […]. (Gillies & Cailliau, 2000; 180)
Ga terug naar hoofdtekst.
232. ,,That’s when the internet came into my life.” (Berners-Lee, 1999; 22)
Ga terug naar hoofdtekst.
233. ,,In the meantime, [tussen het indienen van zijn oorspronkelijke voorstel in maart 1989 en het indienen van een herzien voorstel in mei 1990 – DvE] I got more involved with the Internet, and read up on hypertext.” (Berners-Lee, 1999; 25)
Ga terug naar hoofdtekst.
234. Deze gang van zaken wordt beschreven in Gillies & Cailliau (2000; 197-198)
Ga terug naar hoofdtekst.
235. Te ingewikkeld, zei de ene aanbieder van hypertextsoftware. Owl Ltd, die een browser had ontwikkeld met de naam Guide genoot de bijzondere belangstelling van Berners-Lee en Cailliau, omdat Guide eigenlijk alles had wat ze wilden, behalve internetconnectiviteit. ,,They’ve already done the difficult bit! I thought, so I tried to persuade them to add an Internet connection. They were friendly enough, but they, too, were unconvinced.” (Berners-Lee, 1999; 29)
Ga terug naar hoofdtekst.
236. Aldus Cailliau, die hier als auteur zichzelf als respondent citeert. (Gillies & Cailliau, 2000; 198)
Ga terug naar hoofdtekst.
237. Cailliau vond de naam aanvankelijk niks, omdat de afkorting nog langer was dan de naam zelf. Maar hij wilde ook geen acroniem van een Griekse god of een Egyptische farao, waar CERN al van vergeven was. (Gillies & Cailliau, 2000; 199)
Ga terug naar hoofdtekst.
238. Ontleend aan Berners-Lee (1999, 31-33)
Ga terug naar hoofdtekst.
239. ,,They didn’t seem to see how it would be useful.” (Berners-Lee, 1999; 34)
Ga terug naar hoofdtekst.
240. ,,I was not employed by CERN to create the Web. At any moment someone higher-up could have questioned how I was spending my time, and while it was unusual to stop people at CERN from following their own ideas, my informal project could have been ended.” (Berners-Lee, 1999; 34)
Ga terug naar hoofdtekst.
241. ,,Simply being able to read documents was good enough to bootstrap the process.” (Berners-Lee, 1999; 36) Het was dus een bewuste, zij het door omstandigheden ingegeven, keuze om al in een vroeg stadium van de ontwikkeling van het web software te maken waarmee uitsluitend kon worden gelezen. Berners-Lee worstelde daar vanaf het begin mee: ,,My vision was a system in which sharing what you knew or thought should be as easy as learning what someone else knew.” (Berners-Lee, 1999; 36)
Ga terug naar hoofdtekst.
242. ,,In july and August there were from ten to one hundred ‘hits’ (pages viewed) a day.” (Berners-Lee, 1999; 54)
Ga terug naar hoofdtekst.
243. Kunz is ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het web op Amerikaanse bodem geïnterviewed door CNet. Hij noemt de datum 13 september. (Festa, 2001)
Ga terug naar hoofdtekst.
244. De rol van Paul Kunz en bibliothecaris Louise Addis wordt zowel beschreven door Gillies & Cailliau als door Berners-Lee (1999; 50). Kunz zelf nam overigens niet de moeite het resterende programmeerwerk te verrichten: daarvoor vond hij het niet belangrijk genoeg. Waar hij toen mee bezig was kon hij negen jaar later overigens niet meer reconstrueren. (Gillies & Cailliau, 2000; 218-219) Het web was kennelijk wel handig, maar niet zo bijzonder dat je daarvoor een lopend project, ook al was dan verder niet van buitengewoon groot belang, in de steek moest laten.
Ga terug naar hoofdtekst.
245. De naam van deze fysicus wordt niet genoemd. (Gillies & Cailliau, 2000; 205)
Ga terug naar hoofdtekst.
246. ,,about a dozen” (Gillies & Cailliau, 2000; 221)
Ga terug naar hoofdtekst.
247. ,,By the end of 1991 there were servers in other physics labs around Europe.” (Gillies & Cailliau, 2000; 202)
Ga terug naar hoofdtekst.
248. Volgens de ‘officiële’ geschiedschrijving van het World Wide Web Consortium (Connolly, 2000) waren er in november 1992 26 betrouwbare webservers. Tim Berners-Lee stuurde op 1 juli 1993 in de usenetgroep comp.infosystems.www een lijst met honderd servers rond die bij CERN waren aangemeld, alsmede enkele tientallen die hij via links had aangetroffen. (Berners-Lee, 1992)
Ga terug naar hoofdtekst.
249. Oorspronkelijk de tekst van een presentatie op de conferentie ‘Software Engineering, Artificial Intelligence and Expert Systems for High Energy and Nuclear Physics’ in het Franse La Londe-les-Maures in januari 1992. (Berners-Lee et al, 1992)
Ga terug naar hoofdtekst.
250. ,,If there is one thing that sold the Web to the particle physics community, it was the fact that physicists could use it to get to the SPIRES database.” (Gillies & Cailliau, 2000; 226) SPIRES bevatte de preprints.
Ga terug naar hoofdtekst.
251. ‘Bright new ideas that could change the world‘ (Berners-Lee, 1999; 29) is wel negen jaar later opgeschreven.
Ga terug naar hoofdtekst.
252. De tekst met alle commando’s voor weergave ‘vertalen’ voordat het naar de client wordt verzonden, zodat het electronische boek een computerprogramma wordt.
Ga terug naar hoofdtekst.
253. Aldus de weergave van Berners-Lee (Berners-Lee, 1999; 29-30).
Ga terug naar hoofdtekst.
254. ,,It was rejected – in part because it wasn’t finished, and it didn’t make enough references to work in the field. At least one of the reviewers, too, felt that the proposed system violated the architectural principles that hypertext systems had worked on up till then.” (Berners-Lee, 1999; 55)
Ga terug naar hoofdtekst.
255. Een gotspe, zei een van de bezoekers, om dat World Wide Web te noemen. Een andere bezoeker vroeg zich na het bekijken van de demonstratie af waarin nu de hypertext zat. (Gillies & Cailliau, 2000; 219)
Ga terug naar hoofdtekst.
256. ,,Our user population was classrooms of students. In the mid-80s we were definitely not thinking on a world-wide scale”, aldus Nicole Yankovich, een van de ontwikkelaars van Intermedia, een van de belangrijkste van de toenmalige hypertextsystemen. (Gillies & Cailliau, 2000; 128)
Ga terug naar hoofdtekst.
257. De zoekdienst Google heeft in 2001 vrijwel het gehele usenetarchief vanaf 1981 doorzoekbaar gemaakt. Er kan onder meer gezocht worden in afzonderlijke groepen, op afzender, op datum, alsmede op woorden in de tekst, of op een combinatie hiervan.
Ga terug naar hoofdtekst.
258. De teksten van de originele bijdragen zijn via het Googlearchief te vinden. URL: http://groups.google.com/groups?as_epq = Berners%20Lee&as_drrb = b&as_mind = 1&as_minm = 8&as_miny = 1991&as_maxd = 30&as_maxm = 9&as_maxy = 1991&as_scoring = d&hl = nl
Ga terug naar hoofdtekst.
259. ,,I began to get e-mail from people who tried to install the software. They would give me bug reports, and ‘wouldn’t it be nice if …’ reports. And there would be the occasional ‘Hey, I’ve just set up a server, and it’s dead cool. Here’s the address.’ With each nwe message I would enter in info.cern.ch a hypertext link to the new web site, so others visiting the CERN site could link to that address as well. From then on, interested people on the Internet provided the feedback, stimulation, ideas, source-code contributions and moral support that would have been hard to find locally.” (Berners-Lee, 1999; 51-52)
Ga terug naar hoofdtekst.
260. ,,His ploy to harness the geeks had borne fruit, just as he expected.” (Gillies & Cailliau, 2000; 215)
Ga terug naar hoofdtekst.
261. ,,For a while, Gopher was the most popular Internet application around. It made the Net easy to navigate; hopping from one machine to the next was as easy as pointing and clicking.” (Gillies & Cailliau, 2000; 140)
Ga terug naar hoofdtekst.
262. ,,Their jaws just dropped. They knew the database, and they saw how easy it was to access it from the south of France”, vertelt Paul Kunz in een interview ter gelegenheid van tien jaar World Wide Web in Amerika. ,,You had these 200 people, who were coming from maybe 100 or more different institutes from around the world, and imagine how anxious they were to get back home and show their colleagues! This was a giant push in advancing the Web. It not only existed, but it had something useful on it.” (Festa, 2001)
Ga terug naar hoofdtekst.
263. Een bijdrage van 2 oktober 1992, terug te vinden via het Google archief.
Ga terug naar hoofdtekst.
264. ,,The Semantic Web will bring structure to meaningful content of Web pages, creating an environment where software agents roaming from page to page can readily carry out sophisticated tasks for users.” (Berners-Lee, Hendler & Lassila, 2001)
Ga terug naar hoofdtekst.
265. ,,What I think Marc did really well […] is make it very easy to install, and he supported it by fixing bugs via e-mail any time day or night.” Aldus Tim Berners-Lee (Gillies & Cailliau, 200; 240)
Ga terug naar hoofdtekst.
266. ,,Developers knew they couldn’t do anything that could possibly be said to be related to the gopher protocol without asking all their lawyers first about negotiating rights. Even if a company wrote its own gopher client or server, the university could later sue for infringement of some intellectual property right.” (Berners-Lee, 1999; 79)
Ga terug naar hoofdtekst.
267. ,,If history had taken a slightly different course, MIT/LCS might have found itself building the World Wide Gopher Consortium while trying to lure Marc McCahill or Farhad Anklesaria to Boston to be its Director. In stead of the three green W’s, a small furry rodent might have been the icon of the information age.” (Gillies & Cailliau, 2000; 290)
Ga terug naar hoofdtekst.
268. Deze doorbraak vond volkomen los van de ontwikkeling van het web plaats, maar vervolgens versterkten beide elkaar wel. ,,The appearance of personal-computer-based Web browsers coincided with the privatization of the Internet, providing an attractive application for many users who suddenly had access to the network.” (Abbate, 1999; 218)
Ga terug naar hoofdtekst.
269. XS4All begon in april 1993 als eerste access provider voor particulieren in Nederland.
Ga terug naar hoofdtekst.
270. ,,The web we all use today is not the one Tim Berners-Lee first envisaged back in 1989. He foresaw his invention as being a tool for communication in which it would be as easy to author material as to read it. The Web wasn’t meant to be the passive medium that it has become for most of us.” (Gillies & Cailliau, 2000; 307)
Ga terug naar hoofdtekst.
271. In het innovatieonderzoek wordt gewoonlijk onderscheid gemaakt tussen radicale innovaties en incrementele innovaties. Een incrementele innovatie is een verbetering van iets wat er al is, waardoor het bijvoorbeeld sneller, goedkoper of betrouwbaarder wordt. Incrementele innovaties brengen weinig marktrisico’s met zich mee: er was immers al een product, er waren al klanten. Een radicale innovatie is een doorbraak die leidt tot een geheel nieuw product of een nieuw proces. Dit brengt zowel marktonzekerheden als technische onzekerheden met zich mee. Zie bijvoorbeeld het Radical Innovation Research Project van Rensselaer Polytechnic, http://radicalinnovation.mgmt.rpi.edu (Leifer et al., 2000).
Ga terug naar hoofdtekst.
272. ,,Nelson was drowning in his own information at that time, carting around a monumental collection of cards and notes documenting his ideas.” (Barnett, 2000)
Ga terug naar hoofdtekst.
273. Aldus schreef hij op vele plaatsen (Nelson, 1990;44)
Ga terug naar hoofdtekst.
274. ,,And suddenly everything I had done fell into its place. In my manual for the IBM 7090 was a picture of a CRT – a cathode ray tube – hooked up to the machine for display; and in a copy of Datamation I saw a computer screen with a map on it; and it was perfectly clear from reading the manual (even though they were giving all these numerical examples) that the computer could handle text; and it was perfectly clear that the price was going to come down as integrated circuits became available. Wait a minute, I thought: screen with graphics, storage of texts, cheap machines – these meant that writing no longer had to be sequential.” (Nelson, 1992; 45-46)
Ga terug naar hoofdtekst.
275. ,,To learn about society, sociologists employ tools that have been developed and tested over years: surveys, opinion polls, participant observation, statistical analysis, and so on. Another way of learning about society, as shown in this chapter, is to follow innovators in their investigations and projects. This method is particularly effective in cases in which, because they are working on radical innovations, engineers are forced to develop explicit sociological theories. […] In effect, the sociology developed by the engineer-sociologists is concretely evaluated in terms of market share, rate of expansion, or profit rate.” (Callon, 1987; 98)
Ga terug naar hoofdtekst.
276. ‘Japanese Embrace A Man Too Eccentric For Silicon Valley‘ kopte de krant op 24 april 1996 (Hamilton, 1996).
Ga terug naar hoofdtekst.
277. ,,Independent professional inventors conceived of a disproportionate number of the radical inventions during the late nineteenth and early twentieth centuries.” (Hughes, 1987; 58). Hij verwijst voor deze constatering naar onderzoek van Jewkes, Sawers en Stillerman.
Ga terug naar hoofdtekst.
278. ,,Because radical inventions do not contribute to the growth of existing technological systems, which are presided over by, systematicly linked to, and financially supported by larger entities, organizations rarely nurture radical invention.” (Hughes, 1987, 57)
Ga terug naar hoofdtekst.
279. ,,They prudently avoided problems that could also be chosen by teams of researchers and developers working in company engineering departments or industrial laboratories. Psychologically they had an outsider’s mentality; they also sought the thrill of a major technological transformation.” (Hughes, 1987; 59)
Ga terug naar hoofdtekst.
280. In elk geval wordt Bush op het web veel vaker genoemd in samenhang met Memex dan zonder: Google levert op ‘vannevar bush OR memex OR hypertext OR atlantic OR ‘may think’)’ 19.700 treffers, op ‘vannevar bush -memex -hypertext -atlantic -‘may think” 11.600. En binnen die laatste categorie zijn er nog altijd vele pagina’s die op een of andere manier iets met Memex van doen hebben, bijvoorbeeld omdat ze gaan over het web, of over het ‘vijftig-jaar-later’-symposium in 1995.
Ga terug naar hoofdtekst.
281. ,,High speeds were difficult to attain with microfilm. He wanted early versions of his Comparator, for instance, to achieve speeds that exceeded any posted by existing technologies. Data was to be read 30 times the standard rate of telegraph equipment and 60 times faster than a movie projector. The microfilm mechanisms simply never achieved those speeds.” (Zachary, 1997; 272)
Ga terug naar hoofdtekst.
282. ,,He chose to use as many as 12 letters to represent the contents of a document, which resulted in such strange codes as DMUHCOMENVS.” (Zachary, 1997; 272)
Ga terug naar hoofdtekst.
283. ,,The big cost is in coding, and the problem of real usefulness is to get users to employ the code with some sense. This is true no matter what machinery is used.” Aldus Bush in een brief aan Carl Overhage van 6 oktober 1964. (Zachary, 1997; 273)
Ga terug naar hoofdtekst.
284. ,,Various preoccupations have delayed us psychologically. We do not need direct dictation, optical scanning or the availability (sic) of vast libraries for such systems to be immediately practical and important to us.” (Nelson, 1972; 250)
Ga terug naar hoofdtekst.
285. ,,From an examination of his papers, it does not appear that Bush did any typing. His typescripts were prepared by a secretary and his revisions were added in longhand.” (Kahn & Nyce, 1991; 120)
Ga terug naar hoofdtekst.
286. ,,I am so confoundedly rusty on this whole business I have to hang on by my eyebrows when the discussion really gets going.” schrijft Bush in een brief aan Warren Weaver op 3 oktober 1950. (Zachary, 1997; 274)
Ga terug naar hoofdtekst.
287. ,,I fear I am not going to get back into the field myself, which I regret.” schreef hij in een brief aan F. Cooper op 17 november 1952. (Zachary, 1997; 275)
Ga terug naar hoofdtekst.
288. ,,This interest in a personal machine separated Bush from those who worked with and wrote about digital computers at the time. The idea of a personal computer to support and augment individual work and thought had no present examples and no champion.” (Kahn & Nyce, 1991; 138) Ook: ,,The Memex stood apart from the mainstream of digital computing by virtue of its human scale. An apostle of the individual, Bush imagined a machine that could amplify the consciousness of a single person, not run an organization.” (Zachary, 1997; 267)
Ga terug naar hoofdtekst.
289. Zelfs in de meest commerciële periode, bij Autodesk, ontbrak een beeld van een gebruiker: ,,They did not have a customer in mind, and they gave little thought to the ways their hypertext system would be used.” Toen Jonathan Shapiro werd ingehuurd om een handleiding te schrijven, wilde die weten wat gebruikers ermee zouden doen: ,,To get his bearings, he challenged the Xanadu architects to describe a typical customer for their software. He found their answers vague.” (Wolf, 1995)
Ga terug naar hoofdtekst.
290. ,,And unlike Engelbart, Bush and Van Dam, Nelson’s work has never been officially funded by the military or married to the engine of capital. To my view, this is the major reason why it remains vapourware.” (Barnett, 2000)
Ga terug naar hoofdtekst.
291. ,,You know, he gets his name in the newspapers, but there isn’t a company that has him as a serious consultant. He is not going to influence IBM, he’s not going to influence Compaq or Intel or any of the people who really could make a difference.” Aldus van Dam in een interview met Barnett. (Barnett, 2000)
Ga terug naar hoofdtekst.
292. Nelson deponeerde veel van de door hem bedachte termen uit Xanadu als handelsmerk, zoals Xanadu zelf, transpublishing en transcopyright. ,,On the one hand he is too business like, because he keeps branding everything. On the other hand he is not business like enough. So he could never raise enough money to build at all.” Merkt Mark Bernstein, oprichter van Eastgate Systems (handelaar in hypertextsoftware en literatuur over hypertext: www.eastgate.com) op in het verslag van Hopper. (Hopper, 1998)
Ga terug naar hoofdtekst.
293. ,,Speculation has attributed the cause to a variety of reasons: The technical concepts were too far fetched to function; The technology simply wasn’t advanced enough to support it yet; He wasn’t able to communicate it well enough; He didn’t have the people skills needed to run the scale of project required. Nelson directly addressed the issues and attributed the problem to a combination of factors that included both mismatches in his personality and timing.” (Hopper, 1998)
Ga terug naar hoofdtekst.
294. ,,The most powerful results often come from constraining ambition and designing only microstandards on top of which a rich exploration of applications and concepts can be supported.” (Cerf, 1995)
Ga terug naar hoofdtekst.
295. ,,I’ve pried apart the whole Xanadu concept, which was completely unified,” Nelson said. ”I never thought that it could be broken into pieces. Now we can take the data structure out and make it a public domain version like OSMIC.” (Ditlea, 1997) ,,[…] if I had been able to hold it together and not try to overstretch and overgrab and managed short term goals better, things would have been very different. But again I took a big goal as a single unit and then I turned it over to others who took it as a single unit and made it a bigger goal and thus postponed dealing with a well-defined situation.” (Whitehead, 1996)
Ga terug naar hoofdtekst.
296. ,,I build paradigms. I work on complex ideas and make up words for them. It is the only way.” (Ditlea, 1987)
Ga terug naar hoofdtekst.
297. Op zijn homepage omschrijft hij zich als ‘designer, generalist’.
Ga terug naar hoofdtekst.
298. Zie noot 284.
Ga terug naar hoofdtekst.
299. ,,An important feature of the URL was that it could refer to a variety of protocols, not just HTTP. This would make it possible to use the web to access older Internet services, such as FTP, gopher, WAIS, and Usenet news. The accommodation of all Internet services – present and future – within a single interface would be an important factor in making the Web system versatile and user friendly.” (Abbate, 1999; 215)
Ga terug naar hoofdtekst.
300. ,,To Tim, the thing that had really made the difference was not just how good the product was, but also the fact that it was free. When the University of Minnesota decided that Marc McCahill would have to start charging for the gopher server in spring 1993, Tim noticed, ‘industry dropped gopher like a hot potato, and I was immediately besieged by questions about CERN’s attitude to libwww.’” (Gillies & Cailliau, 2000; 289)
Ga terug naar hoofdtekst.
301. ,,Speed was of the essence to keep the Web going where Tim wanted it to go. ‘This was a battle to see whether we could hold the Web together to let it really take off,’ he reflected later. ‘It was a battle to form common languages for HTML and HTTP and URLs before the Web desintegrated into a mass of incompatible parts.’” (Gillies & Cailliau, 2000; 275)
Ga terug naar hoofdtekst.
302. Netscape is vanaf versie 6 (2001) vrijwel geheel compatibel, Microsoft Internet Explorer vanaf versie 5 (2000). Geheel nieuwe browsers als Mozilla 1 (2002) voldoen van meet af aan aan de standaards van het consortium.
Ga terug naar hoofdtekst.
303. ,,[…]Minitel did not allow users to create their own content – a distinctive feature of the World Wide Web.” (Abbate, 1999; 216)
Ga terug naar hoofdtekst.
304. ,,The problem was that there was no practical equivalent to Jean-Marie Hullot’s editable text object for X […].” (Gillies & Cailliau, 2000; 212) Zie ook Huber (2000).
Ga terug naar hoofdtekst.