In De Republikein. Jaargang 11, nummer 1, maart 2015. ISSN 1574-1834. pp. 6 – 11.
De journalistiek is op zoek naar zijn grenzen. Lokale kwesties worden vaker landelijk nieuws, vooral als er een verontrustende en emotionele component aan zit. En het aantal mega-nieuwsgebeurtenissen neemt toe. Dat heeft alles te maken met globalisering. De uitvergroting van nieuws versterkt bovendien het destabiliserende effect dat de globalisering toch al heeft op de politiek en de democratie.
Een verwarde jongeman drong in de vroege avond van 29 januari de redactie van het NOS Journaal binnen. Hij droeg een stropdas en sprak de portier aan met “u”. Geen Kalasjnikovs of raketwerpers dit keer, maar een speelgoedpistool als wapen. Het was even eng, maar de redactie van het journaal is geen seconde in gevaar geweest. Toch zijn er honderden krantenpagina’s en vele uren zendtijd gewijd aan het incident. Na Charlie Hebdo ligt een ‘aanval op de pers’ nu eenmaal gevoelig.
Maatvoering is een van de grote dilemma’s van de hedendaagse journalistiek. Welke onderwerpen zijn nu echt belangrijk en welke niet? En hoe verhoudt zich het belang van het onderwerp tot de ruimte die het krijgt toebedeeld? Waar de moordpartij op de redactie van het Franse satireblad te plaatsen valt in het grote conflict tussen Westerse waarden en moslimterroristen en daarom meer ruimte rechtvaardigde een ‘gewone’ tienvoudige moord is het ook daar de vraag of de vele tientallen pagina’s per krant niet wat te veel van het goede waren. In het geval van het journaal was er achteraf gezien niet zo veel aan de hand, maar kostte het media kennelijk te veel moeite om tijdig terug te schalen.
Niet alleen de omvang van de aandacht voor bepaald nieuws is veranderd, ook de definitie van nieuws. Die is veel breder geworden. Kwesties die voorheen vooral de roddelpers aangingen – zoals de escapades van Onno Hoes of de zelfmoord van Antonie Kamerling – krijgen nu ook een plek in elitekranten. Kwesties die ooit hooguit lokale of regionale nieuwswaarde hadden, kunnen nu landelijk ineens in het middelpunt van de belangstelling staan. Sportleraren die niet met hun tengels van hun jeugdige pupillen kunnen afblijven zijn er altijd geweest, maar decennia lang gold zoiets als een lokale kwestie. Immers, alleen daar, in dat dorp, in die wijk, had men ermee van doen. En niet zelden wist men het wel zo’n beetje: over sommige leraren deden verhalen de ronde. Vandaag de dag wordt zo’n zaak al gauw een bericht in de landelijke media, en met een beetje jeuïge details wordt het een landelijke kwestie. Dan heb je een ‘zwembadpedo’ of ‘hockeypedo’. Eng!
Zo’n landelijke kwestie heeft ingrijpende gevolgen, zelfs wanneer vrijwel alle media de naam van de betrokkenen verzwijgen of terugbrengen tot initialen. Zo iemand aan woonruimte helpen als die zijn straf heeft uitgezeten is dan een kwestie op zich, die ook weer landelijk nieuws kan vormen.
Over de vraag wat dit betekent, of het erg is en of je er wat aan kunt doen straks meer. Eerst die andere kwestie: de kraan wijd open zetten. Dat gebeurt steeds vaker. Waar groot nieuws vroeger opening krant was, het eerste item in het journaal, of – in een extreem geval – de hele voorpagina, wijden kranten nu direct tientallen pagina’s en wijden journaals extra uitzendingen aan grote nieuwsgebeurtenissen als het neerschieten van vlucht MH17 of de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo.
Dat was wel eens anders. Op 23 november 1963 opende De Telegraaf uiteraard met ‘KENNEDY VERMOORD’. In kapitalen. Om duidelijk te maken hóé bijzonder dit was begon het openingsbericht trouwens met de volgende zin: “Nimmer tevoren is de gehele wereld zo opgeschrikt als door dit haast ongeloofwaardige bericht.” De hele voorpagina was er – afgezien van advertenties – aan gewijd, evenals pagina 3, 5 en 7. Dat was voor die tijd wel zo’n beetje de bovengrens. Zoiets was immers “nimmer tevoren” gebeurd. De follow-up de maandag erna was natuurlijk ook een klapper: ‘NU OSWALD VERMOORD’. De pagina’s 1, 2, 3 en 5 (bijna: er was nog ruimte voor een brand in een verpleeghuis) praatten de lezers bij over alle facetten, van de emoties van de weduwe tot de geopolitiek. Dat was ongekend uitpakken voor die tijd. Zo onderkoeld zouden we dat nu toch niet meer doen. Direct een heel katern van 28 pagina’s, en de volgende dag weer, vermoed ik. Als Charlie Hebdo op dag 1 al zeventien pagina’s rechtvaardigt, hoe kun je dan het belang van de moord op de president van de Verenigde Staten nog aangeven?
Het opblazen van kleine lokale kwesties tot landelijke proporties en het extreem uitvergroten van ‘groot nieuws’ is geen afwijking van een of enkele media: ze doen het vrijwel allemaal. Het is ook geen geheime afspraak van hoofdredacteuren. Het is een trend.
Een trend als deze komt niet uit de lucht vallen, en hij gaat ook niet zo maar meer weg. Dat komt doordat die een regelrechte consequentie is van globalisering. De essentie van globalisering is dat locatie er steeds minder toe doet. Dat geldt voor waar je zelf bent (je hebt je mobieltje bij je, dus je bent in Rome net zo bereikbaar als in Utrecht), voor waar je naasten zijn (steeds meer mensen hebben familie, vrienden, studiegenoten en collega’s in andere plaatsen en andere landen) en dus voor wat je aangaat. Mensen hebben nog altijd een binnenwereld en een buitenwereld, maar het onderscheid daartussen is niet meer primair geografisch van aard. Toen Zuidoost-Azië tien jaar geleden werd getroffen door een tsunami sprak de Zweedse premier Göran Persson over “de grootste ramp uit de Zweedse geschiedenis”: Thailand, een favoriete wintervakantiebestemming van veel Zweden, was ernstig getroffen en Zweden telde meer dan 500 slachtoffers. Toch behoort Thailand an sich niet tot de binnenwereld van de gemiddelde Zweed: de verkiezingen die daar enkele maanden later plaatsvonden, interesseerden geen mens. De tsunami was binnenwereld, de verkiezingen waren buitenwereld.
Vooral nieuwsgebeurtenissen die ‘gewone’ mensen raken krijgen hierdoor een universeel appeal. Toen in kinderdagverblijf Fabeltjesland in het Belgische Sint-Gillis-bij-Dendermonde een halve gare leidsters en baby’s met een mes te lijf ging, met drie doden en twaalf ernstig gewonden tot gevolg, voelde nagenoeg elke ouder van een klein kind in Nederland zich direct betrokken. Het was alsof het om de hoek gebeurde. Baby’s met een mes doodgestoken! Het zou misschien ook om de hoek kúnnen gebeuren.
Tot die categorie behoren ook schietpartijen op willekeurige voorbijgangers in scholen, winkelcentra of bioscopen; en grootschalig kindermisbruik, al dan niet vermeend (de clowns in Oude Pekela, de ‘sekskelders’ in Emmer Erfscheiderveen). De oude wet dat het belang van nieuws omgekeerd evenredig is met de fysieke afstand gaat in zulke gevallen niet meer op. De omgekeerde evenredigheid geldt de emotionele afstand. Wat in ‘ons soort landen’ gebeurt is dan ook dichterbij dan wat in Nigeria of Mexico gebeurt. De 43 afgeslachte studenten in Mexico krijgen hier hooguit een feature in de krant. Was hetzelfde gebeurd in de Verenigde Staten, in Finland of Frankrijk, dan waren er vele pagina’s aan gewijd. Dan kwam het emotioneel dichterbij. Dan had het je zoon of dochter kunnen overkomen.
Berichtgeving in de media is een uitdrukking van deze emotionele globalisering. De gevolgen blijven echter niet tot de media beperkt, want lezers en kijkers worden daar op hun beurt weer door beïnvloed. Ze worden er ongeruster van: overal loeren immers gekken met messen en geweren, en bij elke sportclub en op elke school kunnen sexual predators rondlopen. De onbezorgde jeugd van weleer komt nooit meer terug. Een probleem voor die lezers is dat ze er niks aan kunnen doen. Dat is het verschil met een lokale kwestie vroeger: als de geile gymleraar was opgepakt en opgesloten, kon iedereen weer rustig gaan slapen. Die berichten van verder weg lossen nooit iets op. Het zou nog best wel eens kunnen dat dit bijdraagt aan de afname van het lezen van kranten: te veel nieuws dat je persoonlijk raakt en waar je toch niks aan kan doen en dat ook geen zicht biedt op een oplossing.
De permanente maalstroom van emotionele verontrusting die de media de wereld over jagen blijft niet zonder consequenties. Gevoelens van onveiligheid vormen belangrijke brandstof voor politiek. Hoe sterker gebeurtenissen in de media worden uitvergroot, hoe moeilijker het is voor politici die gebeurtenissen te negeren, of openlijk toe te geven dat ze er niets aan kunnen doen. Wat heb je immers aan politici die er niks aan kunnen doen? Weg ermee! Dus spreken ze ferme taal en nemen ze stevige maatregelen: steeds meer wordt verplicht of verboden. Wie in zijn vrije tijd een jeugdteam wil trainen moet een ‘verklaring omtrent gedrag’ overleggen (elke trainer is een potentiële kinderverkrachter), wie met het vliegtuig mee wil mag geen flesje water meenemen door de controle, laat staan een nagelschaartje (elk omaatje met een nagelschaartje is een potentiële terrorist), van steeds meer burgers wordt steeds meer vastgelegd, van belgegevens tot DNA.
Let wel, dit is niet allemaal ‘de schuld van de media’ of ‘de schuld van de politiek’. Daarvoor is het proces veel te complex. Politici hebben nu eenmaal een mandaat dat beperkt is tot een bepaalde geografische eenheid: een gemeente, een provincie, een land. Globalisering impliceert dat die geografische schaal minder relevant wordt, en dat daarmee dus die politici minder relevant worden. Burgers kiezen hen om hun problemen te verlichten of op te lossen, maar dat kunnen politici in steeds mindere mate omdat die problemen niet op dezelfde manier begrensd zijn als hun mandaat. Zij kunnen de verwachtingen van hun kiezers niet meer waarmaken. Geen wonder dat kiezers op drift raken, dat politiek verder versplintert.
De journalistiek zit in een soortgelijke knoop. Ook journalistiek is beperkt tot regionaal begrensde eenheden. We kennen lokale, regionale en landelijke omroepen, regionale en landelijke kranten. Hoeveel buzz er ook is over het economisch belang van grensregio’s, grensoverschrijdende kranten bestaan vrijwel niet. Zelfs waar men aan beide zijden van de grens dezelfde taal spreekt, zoals in Nederlands en Vlaams Brabant en Limburg, houdt het bereik van de krant op bij de landsgrens. Intussen gaan hun lezers wel tanken aan de andere kant, of boodschappen doen, en zelfs werken.
Ook op grotere geografische schaal zie je dat: er bestaan geen Europese media, laat staan wereldwijde. Er bestaan ook geen Europese burgers.
Globalisering verplaatst macht en maakt macht diffuser en daarmee minder controleerbaar – door de journalistiek en door burgers. De afstand tussen de macht en de burgers groeit, en de journalistiek is niet meer in staat die te overbruggen. Het vertrouwen van burgers in politiek en journalistiek neemt gestaag af. Intussen overschreeuwen politici zich in woord en daad, en transformeren ze onze omgeving tot een proto-totalitaire samenleving.
Het is geen complot. Was het maar waar! Dan konden journalisten het onthullen en dan viel er misschien iets aan te doen.
Is er dan niets dat deze morele paniek en publicitaire en politieke overreactie kan dempen? Dat zou kunnen. Maar het is onze plicht als burgers en als journalisten om het in elk geval te proberen. Het leven van mensen speelt zich nu eenmaal af in die globaliserende wereld. Dat proces gaat verder, gefaciliteerd door steeds sneller verlopende technische ontwikkelingen. Er zijn geen aanwijzingen dat dit proces stagneert of keert. Politiek en journalistiek zullen dus een manier moeten vinden om daarmee om te gaan.
Dat kan op twee manieren.
De eerste is om burgerschap te realiseren met een grotere reikwijdte dan de nationale staat. Als het lukt om op hogere niveaus feedbackloops te creëren tussen mensen en macht, kan het vertrouwen in politiek weer toenemen en kan de journalistiek een zinvolle rol als bemiddelaar spelen. Als er één stuk van de wereld is waar een dergelijk project enige kans van slagen heeft is het in Europa. Maar juist dat Europese project is de afgelopen jaren steeds controversiëler geworden. Het creëren van een vertrouwensband tussen burgers en politici op Europees niveau lijkt ver weg.
De tweede weg is om te zoeken naar andere relaties tussen mensen en macht dan burgerschap. Behalve vorst (of dictator) en onderdanen liggen daarvoor geen blauwdrukken klaar. Die zullen ontwikkeld moeten worden. Is het mogelijk om niet primair geografische gemeenschappen te ontwikkelen die als democratisch legitimerende dragers van politieke macht kunnen fungeren? Het is in elk geval mogelijk gebleken om journalistiek te bedrijven in dienst van gemeenschappen die niet primair geografisch zijn georganiseerd. Sommige vak- en ook hobbybladen laten zien dat zoiets zelfs op een wereldwijde schaal te organiseren valt. Alleen, die gemeenschappen zijn niet of nauwelijks dragers van macht. Maar blijf vooral zoeken!
Zo zien we dat de hyperigheid die in de hedendaagse journalistiek volop aanwezig is, is ingebed in ontwikkelingen die zich ver uitstrekken buiten de invloedsfeer van journalisten of uitgevers. En ook van die van politici en burgers. Het is geen kwaal, het is een symptoom. Een symptoom van een ontwikkeling die we zelf hebben gecreëerd – maar nauwelijks of niet meer in de hand hebben.