Het stuk in nrc.next onder de kop ‘Journalistiek is wel een echt vak’, waarin ik betoog dat bijdragen van burgers aan allerlei websites vaak ten onrechte worden aangeduid als ‘burgerjournalistiek’, heeft her en der reacties losgemaakt. Die nopen tot duiding en vervolg. In het genoemde artikel stel ik de voorkeur te geven aan de term ‘publieke conversaties’ boven ‘burgerjournalistiek’, omdat ik de term ‘journalistiek’ – inclusief alle voorvoegsels – wil bewaren voor bijdragen die aan nauwer omschreven criteria voldoen. Alle journalistiek maakt deel uit van een publieke conversatie, maar niet elke bijdrage aan een publieke conversatie is journalistiek.
Dit vergt uiteraard een nadere aanduiding van wat die criteria dan zijn: wat is journalistiek? Zo simpel als de vraag is, zo lastig is die te beantwoorden. In het eerste hoofdstuk van het door de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) uitgegeven boek Investigative Journalism in Europe ga ik uitvoerig in op definities van journalistiek die in de literatuur zijn te vinden, van journalisten en van wetenschappers. Op basis daarvan kom ik uit op: Journalism is truth-seeking storytelling, primarily serving citizens, without a legal foundation. Ook deze definitie is overigens niet geheel bevredigend (zie het boek voor verdere argumentatie), maar zet in elk geval de journalistiek voldoende apart van allerlei belendende disciplines als politiek, literatuur en wetenschap.
Dat we journalistiek moeten onderscheiden van andere disciplines, daarvan ben ik overtuigd. Als we ons vak willen kunnen verdedigen, moeten we het eerst afbakenen. En verdedigen is nodig, want de journalistiek ligt van alle kanten onder vuur: van politiek, uitgevers, dotcoms én burgers. Het beter afbakenen van wat journalistiek wel en niet is, maakt deel uit van een broodnodig professionaliseringsproces. Als we er als beroepsgroep niet op tijd in slagen duidelijk te maken wat de meerwaarde van ons vak is, dan gaat het ten onder met de belangrijkste dragers ervan, de dagbladen.
Over wat journalistiek is, kun je natuurlijk twisten. Dat gebeurt te weinig. Te vaak maken journalisten zich er met een dooddoener van af, als hun wordt gevraagd hun vak te definiëren. Henk Blanken schrijft bijvoorbeeld: “Een definitie is zo goed als de mate waarin ze geaccepteerd wordt.”Dat is mij veel te relativistisch. Het doel van een definitie is een begrip zo scherp mogelijk af te bakenen om vervolgens een zinvolle analyse te kunnen maken.
“En in de alledaagse praktijk is journalistiek wat in de krant staat”, vervolgt Blanken. Deze zin illustreert precies waarom een analytischer definitie van journalistiek gewenst is: kranten worden bedreigd, de journalistiek wordt bedreigd, maar om deze processen te begrijpen en er eventueel wat tegen te doen, moet je ze wel uit elkaar trekken. Door kranten en journalistiek analytisch van elkaar te scheiden, wordt de mate van verwevenheid van beide een empirische vraag, die toegankelijk is voor onderzoek. Daarmee kunnen we verder komen.
Dat er in de krant van alles staat dat geen journalistiek is, lijkt me evident: advertenties, kruiswoordraadsels, recepten, stripverhalen, noem maar op. Volgens de hierboven gegeven definitie zijn ook ingezonden brieven, opiniestukken, commentaren en recensies geen journalistiek – ook al worden ze geschreven door personen die volgens de CAO voor Dagbladjournalisten worden betaald. Uiteraard is er een grijs gebied: meer of minder journalistiek is doorgaans een zinvoller onderscheid dan wel of geen journalistiek. De wereld is niet zwart-wit. Maar de aard van een bijdrage bepaalt of die journalistiek is, niet de positie van de auteur. Daarom sluit deze definitie ook niemand uit: iedereen kan journalistiek bedrijven. Als professional, of als amateur. Zoals ook iedereen literatuur kán bedrijven, of wetenschap, of politiek. Alleen niet iedereen doet het.
De mogelijkheden voor burgers om bij te dragen aan publieke conversaties zijn de laatste jaren sterk toegenomen, en steeds meer burgers maken ook gebruik van die mogelijkheden. Journalisten zouden dat moeten toejuichen, want al die conversaties vormen grondstof voor journalistiek. Ze stellen ons in staat de samenleving beter te kennen. Daar wordt ons vak rijker van – maar zeker niet makkelijker.
Deze bijdrage werd ook gepubliceerd op De Nieuwe Reporter.